Tentoonstelling Borsele in oorlogstijd, lokale verhalen
In het kader van 80 jaar Slag om de Schelde stond er in de periode oktober/november van 2024 in de hal van het gemeentehuis in Heinkenszand een kleine tentoonstelling 'Borsele in oorlogstijd, lokale verhalen'. Het archief van de gemeente Borsele bewaart schatten en parels. Het is dan ook een belangrijke plek om inspiratie op te doen. Bijvoorbeeld voor het schrijven van toespraken en voorwoorden. Hoe mooi is het als daar verhalen van eigen bodem in terugkomen? Zo ook als wij schrijven over de oorlog en de bevrijding. En op zoek naar nieuwe verhalen stuitten wij op bijzondere lokale verhalen. Op deze pagina leest u 3 verhalen uit Heinkenszand die we onder andere presenteerden.
Waren de Joodse inwoners van Heinkenszand wel van Joodse stam?
En dat begon bij de vraag: ‘Wat weten wij eigenlijk over Joodse mensen in de gemeente Borsele tijdens de oorlog?”. Die vraag leidde ons naar het boek ‘Zeeland 40-45’ van L.W. De Bree. Een beschrijving van de geschiedenis van Zeeland in de oorlogsjaren, geschreven in opdracht van de Provincie Zeeland geschreven in de jaren ‘70.
In het hoofdstuk ‘Omdat zij waren van Joodse Stam’ beschrijft De Bree de Zeeuwse Joodse gemeenschap, die zich vooral in Middelburg bevond. In het begin van de oorlog leek de bezetter nog weinig oog te hebben voor de Zeeuwse Joden. Maar in opdracht van de Duitsers maakte de Rijksinspectie van de bevolkingsregisters in 1941 een ‘Statistiek der bevolking van joodschen bloede in Nederland’.
In het overzicht worden voljoodse inwoners aangegeven met een J, halfjoodse inwoners met een G1 en kwartjoodse inwoners met G2. De G stond voor gemengd bloed. In het overzicht stond 1 dorp uit de gemeente Borsele: Heinkenszand. En in Heinkenszand: een J (voljoodse inwoner) en twee G1’s (halfjoodse inwoners). En die notatie in het overzicht trok uiteraard onze aandacht.
Wij gingen naar onze collega – en de archiefspecialist va onze gemeente – Leo de Visser. We stelden hem de vraag: bevat ons archief informatie over drie Joodse inwoners van Heinkenszand die in de beginjaren van de oorlog in Heinkenszand woonden?
Niet veel later lag er een dossiermap op ons bureau. De inhoud bevatte uitgebreide correspondentie tussen de toenmalige burgemeester Aloys Joan Joseph Maria Mes met andere gemeenten, ministeries, Joodse verenigingen en de Duitse bezetter. Het betreft briefwisselingen over mevrouw Werkum, de vrouw van de notaris van Heinkenszand. Samen hebben zij nog twee kinderen, Elly en Paul. De vraag die burgemeester Mes aan alle instanties vroeg: wie bewijst dat mevrouw Werkum, geboren in 1892 als Clarisse Henriette Cohen, (groot-)ouders had die tot het Joodse volk hoorde?
Sinds het begin van de oorlog schrijft burgemeester Mes diverse (overheids)instanties aan om informatie op te halen over de (groot-)ouders van mevrouw Werkum-Cohen. Welke geloofsovertuiging stond bij deze personen in de bevolkingsregisters? Behoorden zij tot de Joodse gemeenschap? Lagen zij begraven op een Joodse begraafplaats? Het staat nergens met zoveel woorden beschreven, maar het lijkt erop dat burgemeester Mes wil voorkomen dat zijn drie inwoners worden aangezien als Joods, met alle gevolgen van dien. Ondanks alle inzet, tijd en moeite lijkt de Duitse bezetter onverbiddelijk: mevrouw van Werkum-Cohen is in hun ogen voljoods. En haar kinderen dus halfjoods.
De laatste correspondentie – in oktober 1943 – van burgemeester Mes lijkt een ultieme poging om ervoor te zorgen dat mevrouw Van Werkum – Cohen geen Jodenster hoeft te dragen. Er bestaat de mogelijkheid om ontheffing te krijgen. Het laatste bericht van de Duitsers: ontheffing is alleen mogelijk als bewijs geleverd kan worden dat men ‘dauernd unfruchtbar’ is, permanent onvruchtbaar.
Mogelijk trok burgemeester Mes door zijn inspanningen voor de vrouw van de notaris extra de aandacht van de Duitsers. Begin 1944 weigerde hij mee te werken aan een bevel van de Duitsers. Mes dook noodgedwongen onder. Zijn plek als burgemeester werd ingenomen door een lid van de Nationaal Socialistische Beweging (NSB), de heer Christiaan Kole.
In onderstaande afbeeldingengalerij ziet u archiefstukken die horen bij bovenstaande tekst.
Burgemeester Mes niet trouw aan Duitse gedachtengoed
Aloys Joan Joseph Maria Mes werd geboren op 18 maart 1899 in Middelburg. Op 27-jarige leeftijd werd hij burgemeester van Heinkenszand. Burgemeester Mes was veel inwoners tot steun in de oorlog. Documentatie in het archief laat zijn inspanningen zien om te voorkomen dat de vrouw en kinderen van notaris Van Werkum uit Heinkenszand als Joods werden aangemerkt. Met allerlei argumenten probeerde hij aan te tonen dat mevrouw Van Werkum niet Joods was, maar bij toeval de naam Cohen droeg.
Van januari tot november 1944 moest hij onderduiken vanwege vermeende sabotage. Mes weigerde het Duitse bevel uit te voeren om inwoners uit Heinkenszand aan te wijzen voor tewerkstelling voor de Wehrmacht (het Duitse leger). Hij werd vervangen door een NSB-burgemeester, Christiaan Kole. De vrouw van burgemeester Mes, Caroline Mes-Peters, werd als vergelding voor het onderduiken in Kamp Vught gevangengezet. In het SS-concentratiekamp, dat konzentrationslager Herzogenbusch heette, moest zij onder andere knijpkatten (zaklampen) in elkaar zetten.
Er zijn verschillende verhalen over hoe vrienden en dorpsgenoten probeerden het huis en de huisraad van hun burgemeester te beschermen tegen Duitse inkwartiering. Zo vond het gezin van dokter Griep, die ook moest onderduiken en wiens huis door de Duitsers gevorderd was, er hun toevlucht. Maar ook dokter Staverman en zijn vrouw vonden er onderdak, evenals vluchtelingen uit het onder water gezette Walcheren.
Tijdens de oorlog vluchtte koningin Wilhelmina naar Londen. Daar vormde ze samen met het kabinet de Nederlandse regering in ballingschap, het zogenaamde Londens Kabinet. Vanuit Engeland stuurt de minister van Binnenlandse Zaken op 25 september 1944 een brief dat de heer Kole per direct uit zijn functie is gezet. Aanleiding: hij is door de bezetter benoemd, heeft de Nationaal Socialistische Beweging (NSB) in woord en daad gesteund en is sindsdien ontrouw aan de zaak van het Koninkrijk.
Binnen een week volgt een brief van de Militaire Commissaris van Zeeland, de kapitein Luitenant ter zee C.W. Slot, aan Mes dat hij opnieuw belast is met de functie van burgemeester van Heinkenszand. Daarnaast wordt Mes eind november ook aangesteld als waarnemend burgemeester van buurgemeente ’s-Heerenhoek. Ook in ’s-Heerenhoek werd de toenmalige burgemeester Siemons vanwege zijn banden met de Duitsers uit zijn functie ontheven. Mes werd al snel weer opgevolgd door burgemeester Van Horsigh die al sinds 1923 burgemeester van ’s-Heerenhoek was.
Mes werd in 1945 benoemd tot gedeputeerde in het noodcollege van Zeeland. Een jaar later werd hij gekozen tot lid van Gedeputeerde Staten van Zeeland. Mes kende in zijn leven een indrukwekkende (politieke) loopbaan. Naast burgemeester en gedeputeerde was Mes lid van de Tweede kamer, waarnemend Commissaris van de Koningin en betrokken bij maar liefst 38 (maatschappelijke) organisaties of raden als bestuurder of lid.
Ook draagt de Mr. Dr. Meslaan sinds 1964 zijn naam. Bij hoge uitzondering, blijkt uit de notulen van de raadsvergadering van 28 december 1964, krijgt een straat in Heinkenszand de naam van een nog levend persoon: “gezien de vele verdiensten die deze in het openbaar leven heeft bewezen en nog bewijst, waarvan vele in het belang van deze gemeente”. In reactie op het besluit schreef Mes in januari 1965 aan de gemeenteraad en het college van burgemeester en wethouders: “Behept met een normaal ijdelheidscomplex, gevoel ik mij gevleid door dit voorstel en bloosde bij het lezen van de mij toegedachte verdiensten.”
Aloys Mes overleed op 11 september 1974 op 75-jarige leeftijd. Hij ligt begraven op de Rooms-Katholieke begraafplaats in Heinkenszand.
Kinderjaren in Heinkenszand
Elly van Werkum is 6 jaar oud als de oorlog uitbreekt. Op latere leeftijd schrijft ze het boek ‘Kind in Heinkenszand, 1933-1945’. In haar boek beschrijft ze het opgroeien in een welgesteld gezin in de jaren ’30. Over de bakker en de melkboer die langs de deuren gingen. Op Nieuwsjaarsdag als kind met een koenkelpot (een instrument voor volksmuziek) door de straten lopen. Hoe de dochters van de dominee, Tity en Juut, Elly’s beste vriendinnen werden. Hoe ze de wereldberoemde Zeppelin de Hindenburg over Heinkenszand zag vliegen. Hoe ze na school, op weg naar huis, iedere dag genoot van de paarden die stonden te wachten bij de travalje bij de smederij van Zuidweg. Tot zover klinkt en leest het als een lieflijk beeld van Elly’s eerste jaren in Heinkenszand.
10 mei 1940, de oorlog brak uit. Elly zit in de tweede klas. Ze beschrijft in haar boek dat haar ouders onder de moestuin een schuilkelder laten graven. Oma, die vaak bij haar logeert, leert dat ze zich moet verschuilen in kluis van haar vader de notaris. Hier zit ze dan alleen, in het donker, op een stoel, tot iemand haar komt vertellen dat het weer veilig is. De eerste jaren van de oorlog lijken op Elly nog niet veel indruk te maken. Dat verandert, schrijft ze zelf, als de Duitsers gelegerd worden in Heinkenszand. Er komt een spertijd, na 20.00 uur ’s avonds mag je niet meer buiten komen. Er komt een tekort aan voorheen doodnormale zaken, zoals kolen voor de kachel of wc-papier. ’s Avonds was er geen elektriciteit, dus zat het gezin met een knijpkat (zaklamp) om de tafel om een beetje licht te maken. Omdat ze niet in het donker durft te slapen, zet haar moeder een waxinelichtje naast haar bedje, zodat ze toch snel in slaap valt.
Dat oorlog ook altijd nodeloze slachtoffers maakt, beschrijft Elly in haar boek treffend bij een tragisch ongeval niet lang voor de bevrijding. Een klein jongetje is vlak bij de kerk neergeschoten door een Duitse soldaat. Wat kon hij nou verkeerd hebben gedaan? Niets bleek. Een groep balorige soldaten schoot in het wilde weg om zich heen. Eén van de kogels trof het kleine mannetje in het hoofd. Elly schrijft in haar boek: “Naar goedgebruik ontvingen mijn ouders korte tijd later een bidprentje, met een foto van het jongetje. Ach, wat intens verdrietig dat hij niet meer mocht leven. Zou hij geleden hebben?” Omdat Elly iedere dag langs de plek des onheils moest lopen naar school, heeft het lange tijd diepe indruk op haar gemaakt.
In de dagen voor de bevrijding hoort Elly een klap en kijkt naar buiten. In de lucht ziet ze zes parachutisten. Zou de bevrijding eindelijk daar zijn? Nee, het bleek een neergeschoten vliegtuig dat neerstortte bij de Brilletjes. Ze schrijft: “van her en der verspreid vliegtuigglas maakten handwerklieden hartjes. Lang heb ik als kettinkje zo’n hartje gedragen.” In de nachten voor de bevrijding schuilde de familie in de kelder. En maar goed ook. Elly’s broer Paul schreef in zijn dagboek: “De nacht van zaterdag op zondag was vreselijk. Gebruikmakend van de volle maan is er de hele nacht aan een stuk geschoten en gevochten.” Ook de volgende nacht zorgen bommen en granaten ervoor dat Elly naar de schuilkelder moet. Ze schrijft: “Met een hels kabaal barstte het granaatvuur boven onze hoofden los. Plotsklaps hoorden we een immense klap. Je zou zweren dat het hele huis naar beneden kwam. Ik huilde en dook in elkaar, overtuigd dat onze laatste ogenblikken waren aangebroken. En daarna werd het buiten stil, heel stil”. De smid uit de straat kwam naar de kelder met bijzonder nieuws: de bevrijding was daar, de Canadese tanks reden zelfs al door de straten. Elly schrijft: “Of we die nacht nog geslapen hebben? Ik geloof het niet.”
Elly beschreef op treffende wijze hoe het was om op te groeien in de oorlog. Het leven was moeilijk, soms droevig, maar het leven ging ook door. Dat bewijst het volgende maar: Elly kreeg later een aantal kinderen. Eén daarvan is een bekend politicus geworden: Sybrand van Haersma Buma. Inmiddels burgemeester van het Friese Leeuwarden. Wat ook bijzonder is: Na het overlijden van Elly heeft haar dochter in 2022 een aantal zaken aan het Bevrijdingsmuseum in Nieuwdorp geschonken. Daarbij schreef zij onder andere: “Elly droeg het boek op aan haar drie kleinkinderen. Elly wilde hen meegeven hoe haar jeugd was geweest. De oorlog, maar vooral ook het gewone leven, de spelletjes en versjes. Het boek is destijds alleen in kleine kring beschikbaar gekomen. Elly wilde beslist niet dat het breder beschikbaar kwam. Het boek past in de collectie van het Bevrijdingsmuseum. Ook het jurkje dat Elly op de foto op het omslag van het boek draagt schenken wij aan het museum.”
Elly was één van de twee halfjoodse inwoners van Heinkenszand. Elly’s moeder was namelijk Clarisse Henriette Cohen – Van Werkum. De vrouw van de notaris waarvoor burgemeester Mes zich heeft ingezet om ervoor te zorgen dat zij – en haar kinderen – niet als Joods werden gezien door de Duitse bezetter. Marcelle Buma- Rosmalen, de dochter van Elly, schreef in 2022 naar het Bevrijdingsmuseum: “Elly’s moeder was Joods en hoewel zij met een niet-jood getrouwd was, was het gevaar groot. In aanvang was er geen dreiging, voor Joden die met een Nederlander getrouwd waren, maar het net werd door de Duitsers alsmaar verder aangetrokken. Moeder moest buiten een ster op haar jas dragen, maar ze kwam niet buiten het tuinhekje. Het was te gevaarlijk. Moeder is vijf jaar binnengebleven. Het is voor Elly traumatisch geweest omdat ze er allemaal niets van begreep.”